Psalmhertalingen
(aangevulde versie, februari 2017)
Het bidden van bijbelse psalmen is een oude traditie in de kerk. Inhoudelijk kunnen zij ons blijvend inspireren, maar qua woordgebruik, taal en beeldspraak staan ze toch ook dikwijls heel ver van ons af. Daarom dat velen zich ook wagen aan zogenaamde ‘hertalingen’. Dat kan heel mooie poëzie opleveren of ook liturgisch bruikbare gebeden.
Zelf bekruipt me ook weleens de behoefte om een psalm te hertalen. Graag bied ik u alvast deze eerste reeks psalmhertalingen aan.
Psalm 1
Gelukkig de mens
die niet meeloopt met de optellers
die niet meehuilt met de afbrekers
die niet meezeult met de uitbuiters
maar
die rechtop staat voor Gods aanschijn
die oprecht geniet van Gods Woord
die in stille vreugde bidt.
Gelukkig die mens
want hij is als een boom
die mateloos leeft
die wortelt aan stromend water
die telkens nieuwe vruchten geeft.
Van die boom verdorren de bladeren nooit.
Wat die mens doet draagt altijd vrucht.
Heel anders is het met de mens
die volhoudt in het kwaad.
Die mens lijkt op kaf
dat opgewaaid wordt door de wind.
Zo gewichtloos is het kwaad
dat het geen stand houdt
in een gemeenschap van liefde.
Psalm 22
Mijn God, mijn God,
waarom hebt Gij mij verlaten?
Hoe ver zijt Gij nu?
Ik roep het uit en Gij komt niet.
’Mijn God,’ roep ik en Gij antwoordt niet,
overdag niet en ’s nachts niet – slapen kan ik niet.
Gij zijt de Enige, de Heilige,
die in zovele lofzangen wordt bejubeld!
Onze voorouders hebben terecht op U vertrouwd
want telkens weer hebt Gij hen bevrijd uit hun ellende.
Wie ben ik? Geen mens, maar een worm ben ik,
door iedereen uitgelachen, door iedereen veracht.
Ieder die mij tegenkomt, spot met mij.
Ze schudden het hoofd omwille van mijn geloof in U.
‘Wel, die God van jou, die jou zo graag ziet,
heeft Hij je niet verlost uit je miserie?’
Vanaf de moederschoot zijt Gij mijn God.
Gij hebt mij uit de buik van mijn moeder gehaald.
Bij mijn geboorte vingen uw handen mij op.
Gij hebt mij aan haar borsten toevertrouwd.
Waar zijt Gij dan nu?
Waar kan ik U vinden want de nood is hoog
en er is niemand die mij kan helpen.
Alsof ik word omsingeld
door een kudde briesende stieren.
Alsof een troep brullende leeuwen mij wil bespringen.
Als water ben ik uitgegoten,
mijn gebeente valt uiteen.
Mijn hart smelt als was in mijn lijf.
Mijn kracht is zo droog als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte.
Legt Gij mij nu neer in het stof van de dood?
Alsof een woeste roedel honden mij heeft ingesloten.
Alsof mijn handen en voeten werden doorboord.
Ik kan al mijn beenderen tellen.
Men kijkt vol leedvermaak toe
terwijl ze mijn kleren onder elkaar verdelen
en het lot werpen om mijn mantel.
JHWH God, beschaam mijn vertrouwen niet.
Kom naar mij toe en help mij.
Red mijn ziel van het zwaard,
red mijn leven uit de greep van die honden.
Red mij uit de muil van die leeuwen.
Bescherm mij tegen de horens van die stieren.
Antwoord mij toch!
Ik maak uw Naam bekend overal waar ik kom.
Ik zing uw lof bij ieder die het horen wil:
“Loof hem, kinderen van Jakob,
eer hem, volk van Israël!”
“Hij negeert de zwakken niet.
Hij vernedert niet die worden vernederd,
Hij wendt zijn hoofd niet van hen af
maar hoort hun hulpgeroep.”
Gij zelf doet mij zingen temidden de mensen.
Ik weet hoe ik mijn geloof in daden moet omzetten.
De verdrukten zullen eten en worden verzadigd.
Zij leren U kennen en brengen u lof.
“Voor altijd mogen jullie leven,” is uw belofte.
Tot aan de uiteinden van de aarde
zal men JHWH gedenken en zich tot hem wenden
Alle stammen en volkeren zullen zich voor hem buigen
want Hij is koning voor alle naties.
Zij die zich wentelen in overvloed
zullen zich nederig voor Hem buigen.
Zij die zijn afgedaald in de dood
zullen eerbiedig voor Hem knielen.
Een nieuwe generatie zal Hem dienen.
Het verhaal gaat verder onder de kinderen.
Aan allen die nog moeten geboren worden
zal verteld worden hoe Hij gerechtigheid doet.
Psalm 23
De Heer is mijn herder,
het zal mij nooit aan iets ontbreken.
De Heer is mijn herder,
het zal mij nooit aan iets ontbreken.
In groene weiden brengt Gij mij,
bij stromend water, helder, fris.
Nieuwe moed daar geeft Gij mij.
Gij toont mij wat rechtvaardig is.
De Heer is mijn herder,
het zal mij nooit aan iets ontbreken.
Uw naam gestand blijft Gij nabij.
Tot in diepten van dood en haat,
vrees ik niets, want Gij schenkt mij
geloof dat Gij mij nooit verlaat.
De Heer is mijn herder,
het zal mij nooit aan iets ontbreken.
Uit uw overvloed geeft Gij mij
liefde, goedheid, zonder vragen.
Bij U ben ik thuis, verzekert Gij,
nu en tot in lengte van dagen.
De Heer is mijn herder,
het zal mij nooit aan iets ontbreken.
Psalm 27
God is mijn licht, is mijn wezen
voor wie zou ik vrezen?
God is mijn kracht, is mijn leven
voor wie zou ik beven?
Naderen mij vele verleidingen
zij worden ontmaskerd en verblind.
Omgeven mij vele bedreigingen
zij worden ontwapend en verminkt,
omdat ik blijf vertrouwen
en op God blijf bouwen.
Ik kan God maar één ding vragen,
slechts één verlangen leeft in mij:
bij Hem leven al mijn dagen,
bij Hem thuis te komen en vrij
genieten van zijn aanwezigheid,
opgenomen in zijn eeuwigheid.
Geborgen ben ik in zijn vrijheid.
Veilig op zijn berg mag ik wonen.
Ik zal voor God zingen in blijheid,
hoeveel de anderen ook honen.
Hoor God, hoe ik roep om uw licht.
Zo zegt mijn hart: God, mijn ogen,
zij zochten naar uw aangezicht.
– Tooi U niet in alvermogen.
Al zou mijn moeder mij verlaten,
God, Gij laat mij nooit verlegen staan.
Al zou ieder mij erom haten,
God, Gij doet mij rechte wegen gaan.
O God, doe mij toch niet kiezen voor
de valse schijn van deze wereld.
Maak mij tot een lamp, geef mij gehoor,
een weerloos toonbeeld van uw vrede.
Wat zou er van mij geworden zijn
had ik niet vertrouwd op Gods streven,
had ik niet geloofd in zijn liefdespijn,
gevoeld in zoveel menselijk leven?
Laat Gods licht je hart beschijnen
dan zal duisternis verdwijnen.
Psalm 30
Van U wil ik spreken, God,
en iedereen mag het horen:
Gij hebt mij omhoog getrokken.
Gij hebt mij geplaatst temidden de mensen.
Ik bad uw naam: Ik zal er zijn voor u
en Gij hebt mij meegenomen.
Gij hebt mij weggeroepen
uit die diepten van mijn veiligheid.
Ik leefde in een grafkelder,
Gij hebt mij doen opstaan tegen eeuwige tevredenheid.
Zing voor God, de Heelmaker,
gij die leeft van zijn helende liefde;
maak in uw creaties zichtbaar
dat Hij de Eerste is.
Onze woede duurt maar een tel,
zijn schoonheid is eeuwig.
Al klaagt de avond zijn ongenoegen,
de nieuwe dag spreekt al van vreugde.
Gij hebt mijn eenzaamheid veranderd
in tweezaamheid, ik was stilgevallen
en Gij hebt mij op weg gezet naar uw vrede.
En nu, van ganser harte,
wil ik U loven en danken in al wat ik doe
want Gij doet het toch maar.
Eindeloos.
Psalm 31
met het lied ‘Blijf mij nabij’ (versie P.Stroux)
Bij U, mijn God, kom ik schuilen,
laat Gij mij niet in de steek,
bevrijd mij, Gij die rechtvaardig zijt.
Hoor mij en kom mij te hulp,
wees Gij mijn burcht en mijn vertrouwen.
Ik noem U bij uw naam,
blijf mij nabij als gids en begeleider,
wanneer ik op het punt sta ten onder te gaan.
Blijf mij nabij, wanneer het avond is,
wanneer het licht vergaat in duisternis.
Wanneer geen mens mijn hulpeloosheid ziet,
bid ik tot U, o Heer, verlaat mij niet.
Ik leg mijn leven in uw hand:
red mij, Heer, waarachtige God.
Ik zal verheugd zijn om uw liefde,
omdat Gij mijn ellende hebt gezien.
Gij levert mij niet over aan het kwade,
maar geeft mijn voeten opnieuw ruim baan.
Reik mij uw hand en spreek uw reddend woord,
wijs mij de weg en leid mij veilig voort.
Blijf mij nabij in vreugde en verdriet.
Ik heb U lief, o Heer, verlaat mij niet.
Heer, ontferm U over mij,
zie neer op mijn verdriet en mijn wanhoop.
Ik word het mikpunt van spot,
mensen behandelen mij als een melaatse.
Men schrijft mij af als was ik al dood,
als was ik een kruik die in scherven ligt.
Men spant tegen mij samen
en smeedt plannen om mij uit de weg te ruimen.
Maar op U, God, stel ik mijn vertrouwen;
daar trek ik mij aan op: dat Gij mijn God zijt.
Mijn leven ligt in uw handen
bevrijd mij uit de greep van wie mij vervolgen.
Laat uw licht schijnen over mijn aangezicht,
red mij, zowaar Gij mij liefhebt.
Wanneer uw licht mij voorgaat in de nacht,
wanneer ik hoor dat Gij mij thuis verwacht,
dan weet ik, Heer, dat Gij mijn zwakheid ziet,
dan zeg ik dank, want Gij verlaat mij niet.
God, Gij verricht wonderen van liefde aan mij.
En ik in mijn angst maar denken
dat ik verbannen ben uit uw ogen.
Maar Gij luisterde naar mijn bidden.
Daarom verkondig ik nu: bemin uw God
met geheel uw hart, met geheel uw ziel,
met geheel uw verstand en geheel uw kracht.
En houd u daaraan vast.
Blijf mij nabij, wanneer het avond is,
wanneer het licht vergaat in duisternis.
Wanneer geen mens mijn hulpeloosheid ziet,
bid ik tot U, o Heer, verlaat mij niet.
Psalm 40
Wonderbaarlijke God, heel uw schepping zingt
van de liefde, de liefde, de liefde
die in vele toonaarden onder mensen klinkt.
Geen mensenkind op aarde kan U evenaren.
Ook niet in onze diepste gedachten
kunnen wij ons aan U gelijk verklaren.
Ik zou wel willen getuigen van uw werken, maar
waar zijn de woorden, de woorden, de woorden
die toereikend zijn, die verwijzen naar
die geheel andere werkelijkheid die ik vermoed,
maar waar ik geen begrip van heb,
en toch weet en geloof ik dat Gij mij leven doet.
Gij zijt geen god die offers vraagt in ruil
voor uw trouw, uw trouw, uw trouw,
maar wel een God die roept: ‘Hoor, Israël,
verkondig mijn blijde boodschap aan elkeen
die het horen en meemaken wil en zeg hen
dat Ik er voor hen ben en vallen laat niet een’.
God, Gij weet dat ik uw roepen heb gehoord.
Als Gij zegt: ‘Gedenk, gedenk, gedenk
hoe Ik uw weerstanden in de kiem heb gesmoord
en u heb bevrijd uit eigenwaan en enkelvoud,’
dan kan ik niet anders dan van U spreken
in de gemeenschap van mensen waarvan Gij zo houdt.
Ik bid, God, dat Gij uw hart voor mij nooit sluit,
ondanks mijn tekorten, tekorten, tekorten –
ik weet dat mijn zondigheid U tegen de borst stuit –
ze kwellen immers ook mij als onvrede en eigenbaat,
telkens zij het halen op het zaadgoed van uw liefde
dat Gij zomaar in mij uitzaait en gedijen laat.
In een wereld waarin Gij mij blijft uitdagen
met U te zijn verbonden, verbonden, verbonden,
in die wereld wil ik voortdurend blijven vragen:
Toon hoe Gij mijn helper en bevrijder zijt,
hoe Gij mij met uw scheppende Geest bezielt,
hoe ik uw en Gij mijn keuze zijt voor nu en eeuwigheid.
Psalm 51
Ik kom tot U,
Gij die onbegrensd barmhartig zijt,
met een schuldig hart,
om U te vragen:
was mijn zondigheid van me af.
Steeds meer stoot zij mij aan,
want ik heb voor het kwaad gekozen,
ook al hebt Gij mij het goede getoond.
Ik buig mij neer voor uw oordeel.
Het is alsof ik met schuld ter wereld kwam,
alsof ik in het diepst van mijn menszijn
door ontrouw ben aangetast,
ook al hebt Gij mij uw wijsheid doen kennen.
Was mijn zondigheid van mij af,
maak mijn ziel weer wit als sneeuw,
doe blijdschap opwellen in mijn hart
en laat mijn lichaam dansen van vreugde.
God, herschep mijn hart en vernieuw mijn geest.
Duw mij niet van U weg en laat mij uw weg hervinden.
Dan word ik een wegwijzer naar U voor de velen
die eveneens afgedwaald zijn van uw liefde.
Maak mijn tong los en laat mij spreken,
opdat ik uw barmhartigheid kan bezingen.
Ik weet dat Gij geen ander offer wenst dan ons berouw.
Een rouwmoedig, gebroken hart verwerpt Gij niet.
Psalm 63
God, Gij zijt het die ik zoek, wat ik ook zeg.
Wat zou ik immers zonder uw aanwezigheid zijn?
Wat is mijn ziel zonder uw genade op mijn weg.
Niet meer dan een leeg vat, een kale woestijn.
In uw schepping heb ik uw schoonheid ontmoet.
Mijn ogen hadden de vreugde en het voorrecht
te zien wat Gij uit uw liefde groeien doet.
Hiervan wil ik getuigen, hierin ben ik echt.
Van uw goedheid zing ik met opgeheven armen,
hoe Gij mij ‘t leven geeft, dag in, dag uit.
Aan uw overvloedige liefde kom ik mij warmen
zoals een bruidegom neigt naar zijn bruid.
Zelfs in het duister van de nacht zijt Gij
het licht dat mij beschijnt en vergezelt.
Ik ken U als Diegene die er is voor mij,
die er is voor wie zich voor U openstelt.
Uw vaderlijke hand hebt Gij mij toegezegd.
Gij houdt mij vast, ook in moeite en pijn.
Die U tegenspreken met geweld en onrecht,
zij menen steeds weer machtiger te zijn.
Uiteindelijk toch legt Gij hen het zwijgen op.
Psalm 85
met het lied ‘Ik zoek een land’ (H.Jongerius)
Ik zoek een land waar vrede is, waar haat en nijd verdwenen is
en waar de mensen hand in hand tezamen leven in dat land.
God, uw liefde heeft het tij gekeerd
– eens te meer.
De liefde die wij te kort hadden
hebt Gij aangevuld,
gevuld hebt Gij de put van onze zondigheid.
Het vuur van uw woede heeft ons niet verteerd.
Ik zoek een stad waar vrede is, waar eenzaamheid te dragen is
en waar de mensen zorgen dat er niemand doodloopt in die stad.
God, Gij keert U niet van ons af,
Gij laat ons niet alleen en zonder uitzicht.
De pijn die onze zonden U bezorgen
draagt Gij ons niet na.
Doe ons dan ook herleven,
zodat wij de vreugde hervinden in U.
Toon ons uw liefde, God,
maak ons weer heel.
Ik zoek een huis waar vrede is, waar liefde ons tot woning is
en waar de mensen last en kruis tezamen dragen in dat huis.
Wie hoort wat God tot ons zegt?
Wie hoort zijn woord van vrede?
Wie kan zijn stem nog verstaan,
wie heeft nog zoveel vertrouwen?
Wie zich keert tot Hem wordt gered.
Heerlijk is het te wonen in zijn vrede.
Ik zoek een mens die vrede is, die ons een weg tot leven is
en die de mensen op doet staan, de handen aan de ploeg doet slaan.
Zelfgave en trouw ontmoeten elkaar,
gerechtigheid en vrede omhelzen elkaar.
Trouw schiet op als jong groen,
gerechtigheid komt als regen over ons neer.
En God zegent ons in overvloed
en overal komen daaruit vruchten voort.
Gerechtigheid gaat voor Hem uit
en vrede gedijt waar Hij voorbijging.
Ik zoek een land dat niet bestaat, een droom die haast verloren gaat.
Een stad, een huis, een luchtkasteel. O God, vraag ik misschien te veel?
Psalm 89
Wat de liefde van God doet,
daarvan wil ik getuigen, steeds weer.
Gij hebt de grondslag gelegd
voor de wereld en al wat er in is.
Waarheid en rechtvaardigheid,
liefde en trouw gaan voor U uit.
Gelukkig het volk dat U vieren kan,
zij leven in uw aanwezigheid.
Zij weerspiegelen wie Gij zijt
en Gij maakt ze steeds meer tot uw beeld.
Wanneer zij echter uw wet niet meer kennen
en uw geboden naast zich neerleggen,
dan zult Gij hen straffen
op de wijze van een goede vader.
Maar uw liefde valt Gij niet af,
uw trouw aan hen verloochent Gij nooit.
Toch kunt Gij heel ver weg lijken
en ploeteren wij in stof en ellende.
Hoelang blijft Gij dan verborgen?
Blijft Gij dan volharden in boosheid?
Bedenk dan hoe kort een mensenleven is.
Bedenk dan waarvoor Gij de mensen schiep.
Gedenk uw liefde en trouw,
gedenk hoe wij getuigen kunnen van uw macht.
Laat ons niet alleen en verlaten,
overgelaten aan de minachting van anderen.
Geprezen zij de Aanwezige, geprezen voor eeuwig.
Amen.
Psalm 90
Wie heeft U ooit Almachtige genoemd
bij het zien van rampspoed en ellende?
Wie heeft U ooit Almachtige genoemd
en niet gevraagd: waar ben je?
Wie heeft ooit uw Wil verstaan
in terreurgeweld en oorlog?
Wie heeft ooit uw Wil verstaan
en niet gevraagd: hoe lang nog?
Wie heeft ooit uw Woord herkend
en het omgezet in eigenbelang en onrecht?
Wie heeft ooit uw Woord herkend
en niet gevraagd: wie spreekt hier echt?
Eeuwenlang hebben mensen zich tot U gekeerd, God
en in uw eeuwigheid hebt Gij u met hen verbonden,
hoe klein zij ook zijn in het grote geheel van ruimte en tijd.
Eeuwenlang hebben mensen getracht U te vatten, God,
in uw woede, in uw liefde, hoe zij U ook verstonden,
maar geen wijsheid die daarin slaagt omdat Gij altijd groter zijt.
Daarom kan de mens slechts hopen
dat Gij hem in zijn waardig menszijn raakt
en hem bijstaat in al zijn menselijk pogen
met uw liefde die veel mogelijk maakt.
Psalm 95
Als we nu eens een vrolijk lied zouden zingen,
zomaar een lied voor God, van mensen en dingen,
van hemel en aarde, Hem van harte danken,
Hij de wijngaardenier, wij slechts de ranken.
Van de diepste kloven tot de hoogste bergen,
nergens kan een mens zich voor God verbergen,
de geheimen van de zee en het open land,
Hij heeft het sprekend gemaakt, met eigen hand.
Zouden we dan niet buigen voor zoveel schoonheid?
Kunnen we ons nog kleinmaken in deze tijd?
Als een Herder is God voor ons, voor mij en jou,
Hij die ons leidt met zijn woord van liefde en trouw.
Laten wij weer leren luisteren naar zijn stem,
opnieuw ons hart en onze ziel richten op Hem.
Hij blijft tot ons spreken ondanks onze weerbarstigheid,
in mensen als Jezus, die getuigen van zijn aanwezigheid.
Psalm 96
Wij zingen vandaag een lied,
nee, vele liederen voor Hem die er is voor ons.
Laat de hele wereld meezingen tot God.
Laten we zingen van zijn Naam.
Laten we zingen van zijn barmhartigheid.
Laten we blijven zingen zodat ieder het hoort
het grote Verhaal van God met de mensen,
het wonderlijke verhaal zonder einde.
Wij zingen vandaag een lied
over die ene God die bij ons wil zijn,
al hebben we daar geen woorden voor
en toch kunnen we niet anders
want zijn waarheid is ons te groot,
zijn aanwezigheid te onwezenlijk,
zijn liefde overdadig.
Niets van wat wij kunnen verwoorden
komt in de buurt van wie Hij werkelijk is.
Wij zingen vandaag een lied,
in het besef dat we dat te weinig doen.
Wij buigen ons neer zoals de herders en de wijzen
ooit deden in de stal in Betlehem.
We maken ons klein omdat we beseffen
dat we niet zo groot zijn als we ons voordoen.
In het kleine en kwetsbare komt Hij tot ons
opdat wij zouden weten waarom wij bestaan.
Wij zingen vandaag een lied van vreugde,
samen met hemel en aarde en alles wat leeft.
De golven van de zee begeleiden ons,
samen met het zacht gefluister van het rijpe koren
en het ritmische ruisen van de bomen in het bos.
Zo komen we dichter bij Hem
die onder ons is mens geworden
en die ons als een koning van verre groet.
Psalm 98
met als keervers (Taizé): Laudate omnes gentes, laudate Dominum. (x2)
of: Ubi caritas et amor. Ubi caritas Deus ibi est.
Zing een nieuw lied van God,
want wondere dingen doet Hij.
Met eigen hand heeft Hij zijn vrede
in onze harten gezaaid.
Liefde en trouw blijft Hij ons toedragen.
Tot in de verste uithoeken van de wereld kent men zijn naam.
Laat heel de aarde juichen voor God,
uitbreken in jubelen en zingen.
Zing een nieuw lied voor God,
speel op de gitaar en zing met luide stem.
Laat de orgelpijpen zingen van vreugde,
laat de kerkgewelven sidderen onder onze samenzang.
Laat heel de natuur en alle volkeren
applaudisseren voor God, de komende.
Want zijn rijk zal heersen over de wereld,
een rijk van recht en gerechtigheid.
Psalm 103
Uit de diepten van mijn hart, o God,
welt uw heilige naam op.
Al het goede dat Gij aan mensen hebt verricht
staat voor altijd in mijn geheugen gegrift.
Zoals Gij mijn ongerechtigheid vergeeft,
zoals Gij mijn gebrokenheid geneest,
zoals Gij mijn leven vrijwaart van bederf,
zoals Gij mij kroont met uw barmhartigheid,
zo omgeeft Gij mij met uw tedere liefde.
Zo gelukkig maakt Gij mij
dat ik er steeds jonger door wordt.
Gij maakt uw belofte waar:
Gij komt op voor het recht van de verdrukte.
Uw liefde is eindeloos geduldig.
Gij blijft ons onze schulden niet verwijten,
Gij straft ons niet voor onze zondigheid,
Gij zult geen kwaad met kwaad vergelden.
Gij zijt Koning over heel uw schepping,
hemels ver van ons vandaan zijt Gij te vinden op aarde.
Ik roep ieder op die uw Naam verkondigen,
die getrouw aan uw Woord uw Liefde gestalte geven.
Ik roep hen op U te bezingen,
in woord en daad uw koningschap te bevestigen.
Ik noem U, samen met hen:
Barmhartige Heer, genadige God.
Psalm 104
Word stil, mijn ziel
in zijn Aanwezigheid,
in uw Scheppingskracht,
mijn God.
Hij gaat gekleed in licht,
de hemel is zijn dak,
zijn huis is op het water gebouwd.
Hij rijdt op de wolken,
de wind geeft Hem vleugels,
storm en bliksem stuurt Hij voor zich uit
als zijn boodschappers.
De aarde is stevig gegrondvest
als levensruimte voor de mens.
Aanvankelijk was zij bedekt door de oerzee,
het water kwam tot boven de bergen,
maar op uw woord trok het zich terug.
Zeeën en rivieren vonden hun plaats.
Gij hebt uw grens getrokken:
de oervloed komt niet weer.
Vanuit hun bronnen vinden rivieren hun weg
langs bergen en dalen.
De dieren drinken van het water.
Vogels nestelen hoog in de bomen
en zingen elk hun lied.
Regen bevloeit de bergen
en drenkt de aarde.
Gras schiet op als voedsel voor het vee
en gewassen die de mens kan oogsten
en wijn die het hart verwarmt
en olie die zijn huid doet glanzen
en brood dat het lichaam kracht geeft.
De hoge bomen die Gij hebt geplant,
stoere eiken krijgen volop te drinken.
Daar bouwen vogels hun nesten,
de ooievaar woont in hun kruinen.
De steenbok vindt plaats in de bergen,
de klipdas een rots om onder te schuilen.
Hij schiep de maan omwille van de getijden
en de zon die weet wanneer hij moet ondergaan.
Wanneer Gij alles verduistert is het nacht,
tijd voor de dieren van het woud.
Leeuwen roepen brullend om prooi
en vragen God om hun voedsel.
Komt de zon op, dan leggen ze zich te rusten.
Dan komt de mens, op weg naar zijn dagtaak,
om te werken tot ’s avonds.
Hoe veelvuldig is wat Gij doet, God,
hoe is alles met wijsheid gedaan:
vervuld is de aarde van uw kunstenaarschap.
Zie de zee, wijds gespreid,
krioelend van ontelbare dieren, groot en klein.
Daar varen de schepen voorbij
en daar leeft ook het zeemonster Leviatan
dat Gij gemaakt hebt om mee te spelen.
Allen verwachten van U
dat Gij voedsel geeft op de juiste tijd.
Dan eten ze gretig uit uw hand.
Verbergt Gij U dan sterven zij van angst,
neemt Gij hun adem weg,
dan keren zij terug tot stof.
Maar geeft Gij uw adem,
dan worden zij herschapen:
Gij maakt de aarde weer helemaal nieuw.
Eer zij God voor altijd.
Mag Hij zich verheugen in wat Hij heeft gemaakt.
Hij moet maar kijken en de aarde beeft,
Hij moet maar wijzen en de bergen roken.
Ik zing voor God zolang ik leef,
ik speel voor God zolang ik besta.
Als mijn lied Hem bevalt,
dan vind ik mijn vreugde in God.
Mag het kwade van de aarde verdwijnen,
geen virus haar nog besmetten.
Word stil, mijn ziel
in zijn Aanwezigheid,
in uw Scheppingskracht,
mijn God.
Psalm 105
Wij zingen en bidden voor God, de Aanwezige,
wij roepen zijn Naam zodat ieder het hoort.
Wij zijn blij om de Aanwezige,
om de wonderen die Hij verricht.
Zo allesomvattend en onnoembaar is Hij
en toch willen wij Hem dichtbij ervaren.
Wij willen zijn levengevend Woord verstaan,
de tekenen van zijn aanwezigheid herkennen.
Telkens weer keren wij terug naar de bijbel,
de verhalen over onze voorgeschiedenis.
Niet wij hebben Hém, maar Hij heeft óns uitgekozen
om met Hem verbonden te leven.
Duizenden jaren al trekt Hij met ons mee.
Sinds Abraham, Isaak en Jakob naar verluidt.
En Abraham ging, het onbekende tegemoet,
omdat de Aanwezige hem toekomst had aangezegd.
Zijn verbond met de aartsvaders en hun nakomelingen
zou goede grond krijgen, een veilige thuis.
Koningen heeft hij gezalfd, profeten aangewezen
om die verbondenheid te bekrachtigen.
Maar ach, is het de Aanwezige die ons op de proef stelt
met honger en kwel, ziekte en dood?
En toch in elke duisternis daagt een licht van hoop.
Zo kwam Jozef in Egypte aan, als slaaf begonnen.
Als onderkoning kon hij zijn macht doen gelden
en zijn volk nieuwe levensruimte bieden.
Generatie op generatie nam hun aantal toe,
zeer tot ongenoegen van Farao.
Slavernij en onderdrukking werd hun deel.
Waar was nu de Aanwezige, hoe afwezig was Hij?
Een mens werd geroepen, daar in de woestijn
om stem van de Aanwezige te zijn en teken van hoop.
‘Laat mijn volk gaan’ weergalmde door de zalen van het paleis,
maar Farao was niet bereid toegeeflijk te zijn.
Tien plagen troffen het land. Welke god kan dit keren?
Ga dan en neem vooral die Aanwezige van jullie mee!
Gepakt en gezakt trok Israël weg uit de duisternis,
naar het land van belofte dat wenkte aan de overkant.
De Aanwezige ging voor hen uit doorheen de woestenij,
overdag als een wolk en ’s nachts als een zuil van vuur.
Werd hun geloof door twijfel verdrongen,
dan zond Hij hen kwartels en brood uit de hemel.
Dan brak Hij rotsen open en water stroomde;
een rivier die het land vruchtbaar maakt.
Hun uittocht werd een lang verhaal,
maar de Aanwezige liet hen niet in de steek.
Uiteindelijk voelden ze weer grond onder hun voeten,
een land om lief te hebben, een land van melk en honing!
Psalm 112
vanuit de Bergrede gelezen …
Halleluja!
Gelukkig de mens
die leeft vanuit God
en zich steeds opnieuw
tegoed doet aan zijn woord:
deze mens zal zelf
bron van gerechtigheid worden,
en voor velen zal hij een baken zijn in de storm.
Voor allen die hongeren naar gerechtigheid
daagt er licht in het duister:
zij zullen inzien
dat alle gerechtigheid van God komt.
Halleluja!
Gelukkig de mens
die leeft vanuit Gods gerechtigheid,
belangeloos zijn bezit deelt
en ijvert voor een eerlijke verdeling
van wat de aarde voortbrengt.
Zo ’n mens staat stevig
en zal een licht zijn voor velen.
Zo iemand laat zich niet verblinden
door het weke schijnsel van reclamespots,
want Gods licht is zijn enige waarheid.
Halleluja!
Gelukkig de mens
die zonder aarzelen,
zonder angst,
dwars door alle trends en stromingen heen
de geest van Jezus’ bergrede
vorm en inhoud probeert te geven.
Zo iemand wordt als geloofwaardig beschouwd.
Halleluja!
Wee diegene
die zich hieraan ergert
en meedogenloos verder gaat
op wegen van eigenbelang.
Zal zo iemand dan nooit Gods vreugde kennen …?
Heer, ontferm U …
Psalm 116
God, die ik liefheb, heeft mijn gebed gehoord.
Met aandacht heeft hij geluisterd
toen ik tot Hem riep in nood.
Het was alsof ik was vastgebonden,
dat niets meer mogelijk scheen,
dat dood de enige weg bleef.
Angst was al wat ik voelde.
Toen riep ik om God: ik noemde Hem bij zijn naam,
ik zei: Gij die er wilt zijn voor allen,
wees hier nu ook voor mij,
laat mij niet alleen,
wees die bevrijdende God waarvan men spreekt.
Die God die genadig is, die God die rechtvaardig is,
die God die barmhartig is.
En ja, God is er voor eenvoudige mensen,
Hij heeft mij niet alleen gelaten.
Laat ik dan nu tot rust komen en bidden.
Gij hebt mij behoed voor de dood,
mijn ogen niet doen huilen,
mijn voeten niet doen struikelen.
Zo mag ik er weer zijn, met God,
in het land van de levenden.
Ik ben blijven vertrouwen,
al is het heel moeilijk geweest,
al ben ik aan het wankelen gegaan,
en heb ik tegen de grond gelegen.
Mijn angst was zo groot
dat ik geen mens meer kon vertrouwen.
Hoe kan ik God danken voor wat Hij aan mij heeft gedaan?
Ik hef de beker tot dank voor uw welzijn,
de naam van God roep ik uit: Hij zal er zijn …
voor mij … voor U!
Zie wat ik zie: dat al wie in Hem blijft vertrouwen
nooit verloren zal gaan.
Daarvoor liggen zij Hem te nauw aan het hart.
Ach, Heer, wie ben ik, uw dienaar slechts,
want Gij hebt mijn boeien gebroken.
Mijn dankbaarheid kan nooit groot genoeg zijn.
Leid mij op uw wegen,
laat het geweten zijn wie Gij voor ons zijt.
Zie ons hier, in uw huis bijeen, aanvaard onze dank,
wees ons een zegen.
Halleluja!
Psalm 138
Mijn God, U wil ik lofzingen van ganser harte;
dat de hele hemel hore hoe dankbaar ik ben.
Als een dwaas buig ik mij neer om de diepte te peilen
van uw goedheid en uw waarheid, uw liefde en uw trouw.
Maar zij laten zich niet peilen, omdat zij uw Naam
waarmaken, omdat zij onweerlegbaar ‘dabar’* zijn.
Vóór ik uw Naam heb uitgesproken, hebt Gij al geantwoord:
een woord van nieuw leven, opborrelend in mijn ziel.
Al wat naam heeft in deze wereld moet toch erkennen
dat uw Woord al hun loos gepraat eindeloos overtreft.
Ik zie ze al uw heerlijkheid bezingen, de machtigen,
voor het vragend oog van de vele naamlozen.
Hoe groot Gij ook zijt, van hén staat Gij niet ver af;
maar wie rijk en machtig is ten koste van hen; Ge ziet ze al afkomen!
Hoe ga ik tussen hen door, mijn hand in uw hand,
zo leidt Gij mij in een tegenstroom die overal tegenaan botst.
Maar van al wat ik in uw Naam onderneem
weet ik dat Gij het voltooien zult.
Dit is mijn geloof in U: uw liefde die blijven zal
zolang er nog één mens U bemint;
ik bid U: laat mij niet de laatste zijn,
bespaar mij uw eenzaamheid …
*: ‘dabar’ is Hebreeuws en betekent zowel ‘woord’ als ‘daad’
Psalm 145
Omdat Gij de immer Aanwezige zijt
wil ik U loven en danken, God, elke dag.
Ook al gaat Gij mijn verstand te boven
en zijn vele generaties mij al voor geweest,
toch blijft Gij mij verwonderen
in al het grootse en mooie dat Gij doet.
Ik kan er niet over zwijgen:
over uw barmhartigheid en uw gerechtigheid.
En ik ben niet alleen:
velen danken en bejubelen U dagelijks.
Gij zijt de enige echte Koning voor ons allen.
Uw koningschap is voor alle tijden.
Koning of niet, Gij blijft U neerbuigen
wanneer de kleinsten struikelen en vallen.
Gij helpt ze weer overeind
en stilt hun honger naar uw liefde.
Allerwegen klinkt uw Naam
en wordt uw liefde gevoeld.
Want Gij zijt nabij voor wie U roept.
Gij bevrijdt allen die in angst en twijfel verkeren.
Wie uw liefde uitdraagt ervaart U telkens weer
als een kracht die alle kwaad verdelgt.
Dit is mijn lofpsalm voor U, Aanwezige.
Dit is ons lied voor U, hier en nu en tot in eeuwigheid.
Psalm 146
acclamatie:
Zing zegt mijn schallende hart, zingen van God zonder einde.
Mijn hele leven is het lied, lovend Gods dragend nabijzijn.
Geef geen stem aan de hoge heren,
die wel slogans, maar geen heil uitdragen.
Gaan zij weg uit dit aardse leven
dan zijn ook hun loze beloften begraven.
(accl.)
Gelukkig de mens door God gekozen
omdat hijzelf kiezen wil voor Gods Geest,
genoemd Bron van hoop en liefde,
onbeperkte Schepper van zijn levensruimte.
(accl.)
In die mens, Gods trouw wordt zichtbaar in hem:
halleluja – als hij het opneemt voor de verdrukten,
halleluja – als hij brood geeft aan wie honger hebben,
halleluja – als hij vrijmaakt wie geboeid worden,
halleluja – als hij de ogen opent van wie niet zien,
halleluja – als hij opricht wie vernederd worden,
halleluja – als hij liefheeft wie zich tot hem keren,
halleluja – als hij beschermt wie tot vreemdeling worden,
halleluja – als hij ondersteunt wie eenzaam zijn en verstoten,
maar o wee de halsstarrigen, want die stuurt hij heen.
God is voor altijd Heer van het leven.
Mensenkinderen, dat wil ik u verkondigen:
Hij laat ons niet los.
(accl.)
Geloofsbelijdenissen
Geloofsbelijdenis 1
Ik geloof in de ene God,
dat Woord aan het begin,
die leven geeft en leven doet
en nooit zegt: ‘t is genoeg.
Wij geloven in Jezus Christus,
mens geworden Woord van God,
die liefhad, de armen eerst
en voordeed wat echt leven is.
Ik geloof in de goede Geest,
drager van het Levende Woord,
die waait waar mensen samenzijn
en beweegt wat was verlamd.
Wij geloven in alle mensen
voor wie deze God het Leven is,
die samen kerk willen zijn
en teken van hoop voor de wereld.
Ik geloof dat God van mij houdt
zoals ik ben en worden zal,
omdat ík het ben, uniek en enig,
eeuwig geborgen in zijn liefde.
Wij geloven dat wij geroepen zijn
te leven naar Gods Woord
in navolging van Jezus Messias
en in de verwachting van zijn Rijk.
Geloofsbelijdenis 2
Wij geloven in de ene God
die ons wegroept uit duisternis
en ons leidt in het licht van zijn liefde.
Wij geloven dat Hij onze Vader is,
dat Hij oneindig meer in ons kan volbrengen
dan wij durven vermoeden.
Wij geloven dat in Hem alle leven oorsprong en voltooiing vindt.
Wij geloven in Jezus Christus,
die als Gods Zoon mens was bij uitstek,
die mensen liefhad tot het uiterste.
Wij geloven dat hij vol was van Gods Geest,
die hem op weg zette om ons door zijn woord
dichter bij elkaar en bij God te brengen.
Wij geloven dat hij omwille van zijn liefde
geleden heeft tot in de dood toe.
Maar omwille van zijn innige verbondenheid met de Vader,
heeft Hij hem door de dood heen geleid
en zo is hij verrezen om voor eens en altijd
het levende Woord te zijn dat ons blijft uitdagen.
Wij geloven in de Geest
die het vuur van Gods liefde in ons aanwakkert,
die ons samenbrengt als broeders en zusters,
als kerk van mensen die onderweg zijn
naar meer geluk en gerechtigheid voor iedereen.
Wij geloven dat velen ons voorgingen
als waarachtige getuigen van die Geest.
Wij geloven dat wij geroepen zijn te leven voorgoed,
omdat wij allen deelnemen aan de eeuwigheid
die voor ons open ligt.
Poëtische gebeden
Aand8
1
Jij die mijn wegen richt
Jij die mijn leed verzacht
Geef mij weerom een zicht
Een morgenstond die lacht
2
Jij die mij roept vandaag
Jij die mijn stem verwacht
Kom tot mij met een vraag
Ontwakend uit de nacht
3
Jij die gaat voor mij uit
Mijn vuurzuil onverdacht
Een wolk die hoop ontsluit
Geeft mij een nieuwe kracht
4
Jij die mij zingen laat
Jij die mij vrede bracht
Die voor een wereld staat
Waar ik nog nooit aan dacht
5
Jij die mijn hart verwarmt
Jij die geen mens veracht
Hij die een kind omarmt
Weet zich van uw geslacht
6
Jij die mijn dromen kent
Jij die mijn naam bedacht
Richt voor mij op uw tent
Neem van mij weg de jacht
7
Jij die mijn zoeken ziet
Die mij tot hier gebracht
– Ik ken de weg nog niet –
Op mij geduldig wacht
8
Jij die aanwezig bent
Jij stille bries zo zacht
Een onbestemd moment
Waar nog geen mens aan dacht.
Wending
God schrijft zich
op mijn pc-scherm
als ik zijn woord probeer
te verkondigen
God vloeit zich
uit mijn tekenpen
als ik haar schoonheid probeer
te verbeelden
God schreeuwt zich
uit mijn keel
als ik zijn liefde probeer
te bezingen
God legt zich
in mijn handen
als ik haar barmhartigheid probeer
te doen
God neigt zich
naar mijn hart
als ik zijn gebed probeer
te zijn
en ik wil zo graag
Gods gebed zijn
voor mensen zonder gebed
en mensen zonder bedding
Andere