In de donkere middeleeuwen, zeg maar de zevende eeuw, toen aan de Scheldeoever, op de plaats die nu Antwerpen heet, nog slechts een paar vissershutjes stonden, kwam op een dag de heilige Amandus voorbij. Hij stak het bruggetje over, over de Grote Schijn (die toen echt nog groot was!) en hij dacht: ‘Tiens, een bruggetje.’ En niet alleen een bruggetje, ook nog wat boerenhutten. Hij kwam in het moerassige bos en stelde aldaar de verering van een heilige boom vast. Het groene gedachtegoed is weinig heilige bekend en dus liet hij terstond die boom omhakken. ’Hier is werk aan de winkel,’ dacht hij. En zo begon hij daar een klooster te bouwen en stelde een van de paters in zijn gevolg als abt aan. Een paar eeuwen heeft dat klooster daar aan de oever van de Schijn gestaan en de paters zullen wellicht goed werk hebben geleverd. Ze zullen zeker heel wat doornstruiken hebben moeten verwijderen. Aan die doornen dankt Deurne zijn naam. In die tijd zei men niet ‘Deurne’ maar ‘Doerne’ of ‘Doorne’, zoals het nu nog op de makelaar van de Sint-Fredeganduskerk te lezen is.
Toen de Noormannen in de tiende eeuw met hun snekken de Schijn kwamen opgevaren, op zoek naar … bezienswaardigheden, waren de paters (die mogelijk ondertussen naar de Benedictijner orde waren overgegaan) al verwittigd en met hun hele hebben en houden, inclusief het gebeente van hun stichter, in zuidelijke richting vertrokken, richting Moustier-sur-Sambre (zie tekst heilige). Om een lang verhaal kort te maken: wat er na het vertrek van de monniken precies met Deurne is gebeurd, weten we niet, maar het werd wel een parochie met een kerk. Midden twaalfde eeuw immers droeg de heer van Deurne (die de prins-bisschop vertegenwoordigde) de inkomsten van het altaar en personaat over aan de bisschop van Kamerijk, Rogerus (wegens een hertekening van de bisdommen). Die Rogerus werd op een van zijn uitstapjes in zijn bisdom op een dag ziek en werd door de monniken van Ename (bij Oudenaarde) zo goed verzorgd dat hij hen uit dankbaarheid de parochie overdroeg. Begin veertiende eeuw nam de norbertijnenabdij van Sint-Michiel in Antwerpen (in 1124 gesticht door Norbertus van Xanten) de parochie aan de Schijn over van de abdij van Ename en behield die tot de tijd dat Napoleon het hier voor het zeggen kreeg. Daarna werd de Sint-Fredegandusparochie, die zich toen uitstrekte over heel Deurne en Borgerhout, aan de diocesane overheid toevertrouwd. Tijdens die lange norbertijner periode werd twee keer een nieuwe kerk gebouwd (begin 16e en begin 17e eeuw). Het waren woelige tijden met pest, plunderingen, beeldenstorm, oorlog, maar men is steeds weer creatief genoeg geweest om het niet op te geven.
Pas einde negentiende eeuw werd er een tweede kerk gebouwd in Deurne (en ook Borgerhout werd een aparte parochie), ten zuiden van het Rivierenhof (Sint-Rochus). Enkele decennia later volgden er nog een aantal en zo telde Deurne eind twintigste eeuw twaalf parochies. Momenteel vormen die, samen met de parochies van Borgerhout buiten-de-muren de Pastorale Eenheid H.Christoffel. Enkele kerken werden wel gesloten voor de eredienst.